Ivo Michiels (1923-2012) staat vandaag vooral bekend als romanschrijver, maar was ook dichter, scenarist en essayist. Hij speelde een sleutelrol in de vernieuwing van de naoorlogse Vlaamse literatuur. Omstreeks 1957 brak Michiels radicaal met zijn rechts-katholieke verleden, om te worden herboren als de experimentele romanschrijver die we vandaag nog kennen. Van zijn creatieve werk uit die eerste periode distantieerde hij zich, en ook het omvangrijke journalistieke werk van toen bleef onbekend. Ons beeld van deze uitzonderlijke auteur was dan ook selectief.
Over deze editie
Tussen 1948 en 1957 schreef Michiels bijna 400 literaire kritieken voor Het Handelsblad of ‘het Ganzeke’. Ze vormen een sleutel tot een veel minder bestudeerde fase van zijn schrijverschap en werpen een nieuw licht op het beeld dat we van deze schrijver hebben. Deze geannoteerde editie van de Handelsblad-kritieken vult die leemte eindelijk in.
In dit eerste deel zijn alle teksten uit de periode tussen 1948 en 1952 opgenomen. Ze ontstonden tijdens de jaren waarin Michiels zijn prille schrijverschap ontwikkelde. De kritieken onthullen een verscheurende tweestrijd tussen de traditionele opvattingen over (katholieke) literatuur en een groeiende fascinatie voor het existentialisme en het vormexperiment, die vanuit eigentijdse katholieke hoek doorgaans als verwerpelijk werden beschouwd.
Lang voordat Michiels zich van zijn geloof, een rechtse ideologie en een traditionele literatuuropvatting zou losmaken, is de mentale en ideologische evolutie die hij doormaakte al tussen de regels van de kritieken terug te vinden. Het is die evolutie die uiteindelijk zou leiden tot de poëtica en esthetica van enkele inmiddels klassiek geworden werken, zoals gebundeld in de Alfa-cyclus en in de tiendelige reeks Journal brut.