Ivo Michiels (1923-2012) staat vandaag vooral bekend als romanschrijver, maar was ook dichter, scenarist en essayist. Hij speelde een sleutelrol in de vernieuwing van de naoorlogse Vlaamse literatuur. Omstreeks 1957 brak Michiels radicaal met zijn rechts-katholieke verleden, om te worden herboren als de experimentele romanschrijver die we vandaag kennen. Van zijn creatieve werk uit die eerste periode distantieerde hij zich, en ook zijn journalistieke werk van toen bleef onbekend. Ons beeld van deze uitzonderlijke auteur was dan ook lange tijd onvolledig en ongenuanceerd.
Over deze editie
Tussen 1948 en 1957 schreef Michiels bijna 400 literaire kritieken voor Het Handelsblad of ‘het Ganzeke’. Ze vormen een sleutel tot een veel minder bestudeerde fase van zijn schrijverschap en werpen een nieuw licht op het beeld dat we van deze schrijver hebben. Deze geannoteerde editie van de Handelsblad-kritieken vult die leemte eindelijk in.
In dit tweede deel zijn alle teksten uit de periode tussen juni 1952 en eind 1954 opgenomen. Ze ontstonden tijdens de jaren waarin Michiels zichzelf en zijn schrijverschap geleidelijk op de rails zette. Zijn kritieken onthullen een verscheurende tweestrijd tussen de traditionele opvattingen over (katholieke) literatuur en een groeiende fascinatie voor het existentialisme en het vormexperiment, vanuit contemporaine katholieke hoek doorgaans als verwerpelijk beschouwd.
Lang voordat Michiels zich van zijn geloof, zijn rechtse ideologie en zijn traditionele literatuuropvatting zou losmaken, is de poëticale en ideologische evolutie die hij doormaakte al tussen de regels van deze kritieken terug te vinden. Het is die ontwikkeling die later zou leiden tot de bijzondere esthetica van enkele inmiddels klassiek geworden werken, zoals gebundeld in de Alfa-cyclus en in de tiendelige reeks Journal brut.