Het Nieuw Vlaams Tijdschrift (NVT) bestond van 1946 tot 1983. Het werd opgericht door Herman Teirlinck en had als doel de Vlaamse literatuur en cultuur te vernieuwen en te promoten. Het tijdschrift fungeerde als platform voor jonge, experimentele schrijvers en bood ruimte aan kritische essays, poëzie, proza en literaire kritiek. Het NVT stond bekend om zijn intellectuele benadering en progressieve blik op literatuur, kunst en maatschappelijke kwesties. Het was een belangrijke stem in de naoorlogse Vlaamse literaire wereld.
Al op 28 oktober 1946 maakte redactiesecretaris Hubert Lampo een eerste deel van het archief van het NVT over aan het AMVC-Letterenhuis. Kon hij vermoeden dat het gehele NVT-archief uiteindelijk meer dan tienduizend brieven, honderden fiches en talloze manuscripten en drukproeven zou bevatten?
Over deze editie
Allemaal zeep aan onze zolen is het resultaat van een vruchtbare samenwerking tussen het AMVC-Letterenhuis en het CTB. Het boek belicht het ontstaan en de beginjaren van het NVT. Het is een verhaal in de vorm van een kroniek, rijkelijk voorzien van illustraties, context en commentaar.
Tijdens de eerste vijf jaargangen verscheen in het NVT een indrukwekkend aantal voorpublicaties van literaire werken: in het spoor van Het dwaallicht (Willem Elsschot) volgden onder meer Het boek van Joachim van Babylon (Marnix Gijsen), De trein der traagheid (Johan Daisne), De ruiter op de wolken (Hubert Lampo), De Metsiers (Hugo Claus) en Zuster Virgilia (Gerard Walschap). Over al deze werken werd door de auteurs en hun collega's druk gecorrespondeerd. Het NVT telde nogal wat eigenzinnige redacteurs in zijn rangen, die allemaal hun eigen visie hadden over de koers die het tijdschrift moest varen. Hun onderlinge correspondentie is grotendeels in de kroniek opgenomen.