Het niet-literaire talige erfgoed uit de Zuidelijke Nederlanden, dat vanaf de dertiende eeuw tot nu in geschreven vorm en vanaf het tweede kwart van de twintigste eeuw ook in gesproken vorm tot ons is gekomen, vormt een essentieel onderdeel van het collectieve geheugen van onze contreien. Sommige delen ervan zijn goed bekend, maar onze kennis over wat tussen de veertiende en de achttiende eeuw geschreven is, is vooral fragmentarisch.
In opvolging van het monumentale Corpus Gysseling heeft de KANTL in 2001 een project opgezet in verband met veertiende-eeuwse ambtelijke taal. Naar aanleiding hiervan werd op 18 mei 2001 het druk bijgewoonde colloquium Talig Erfgoed gehouden, waarop specialisten uit binnen- en buitenland onder andere de noden van de corpusbouw en de uitgave van Middelnederlandse teksten uit alle mogelijke genres (van oorkondetaal tot literaire taal) belichtten, verschillende toepassingen van een dergelijk corpus van veertiende-eeuwse teksten uit de Zuidelijke Nederlanden illustreerden, en de relevantie en mogelijkheden van humanities computing bij dit alles aantoonden.
Over deze publicatie
Deze bundel bevat niet de letterlijke weergave van de respectievelijke lezingen. De auteurs werden bereid gevonden hun studiedagbijdrage te bewerken, te updaten met nieuw materiaal, en soms zelfs volledig te herschrijven. Het resultaat is een boeiende verzameling studies die het veertiende-eeuwse talige erfgoed confronteert met zijn verleden en zijn toekomst.
De bundel bevat bijdragen van onder anderen Georges De Schutter, Marc Boone, Amand Berteloot, Johan Taeldeman, Pieter van Reenen, Jozef van Loon, Tom De Herdt en Edward Vanhoutte.