Toen Hendrik Conscience (1812-1883) De Leeuw van Vlaenderen of De Slag der Gulden Sporen in 1838 de wereld in stuurde, kon hij enkel hopen dat dit het begin van de Nederlandstalige literatuur in België zou worden. Meer dan anderhalve eeuw lang heeft De Leeuw een groot lezerspubliek geboeid in tal van herwerkte, hertoetste, hertaalde, bewerkte, geadapteerde of verstripte versies. Vandaag behoren het boek en zijn verhaalstof weliswaar tot ons collectief geheugen en maken ze onmiskenbaar deel uit van de literaire canon, maar of De Leeuw nog daadwerkelijk gelezen – laat staan herlezen – wordt, is minder duidelijk.
Over deze publicatie
In zeven originele bijdragen gaan de auteurs van deze essaybundel op zoek naar argumenten voor het (her)lezen van De Leeuw van Vlaenderen, dé klassieker onder de klassiekers. Elk vanuit hun eigen specialisme en invalshoek hebben ze De Leeuw van Vlaenderen herlezen. Achtereenvolgens behandelen ze de sociaal-politieke betekenis van het voorwoord, het literaire gehalte van de roman, de historische context van de verhaalstof, de invloed van en op de ‘Poesje van Antwerpen’ (poppentheater), de wisselwerking tussen de literaire wereld van Conscience en het muziekleven in de negentiende eeuw, en het belang van de roman voor de beeldende kunsten.
De essays zijn van de hand van Guido Fonteyn, Johan Van Iseghem, J. Mertens, Rolf Falter, Alfons Thys, Jan Dewilde en Bart Stroobants. Het boek wordt voorafgegaan door een inleiding van samensteller Edward Vanhoutte, die als toenmalig CTB-coördinator tevens de editeur was van de tekstkritische editie van De Leeuw van Vlaenderen (Lannoo, 2002).