De liederen geven ons een beeld van wat er speelde in het dagelijks leven van toen (liefdestaferelen, moorden, feesten…), en ze leren ons meer over belangrijke historische gebeurtenissen. Om de verzameling voor het publiek open te stellen, lanceren we dit najaar een uitgebreide database van de liederen. In afwachting van de release onthullen we wekelijks een opvallend lied uit onze collectie. Deze week: een verzamelbundel (“1830”) met versies van het Belgische volkslied.
We schrijven 25 augustus 1830. In de Brusselse opera op het Muntplein is een voorstelling van het stuk La Muette de Portici aan de gang. Het verhaal uit 1647 over een Napolitaanse opstand tegen de Spaanse bezetter zou enkele uren later de vonk zijn die de Belgische Revolutie ontketende. In navolging van het ophitsende operastuk zou een verbond van Franstalige katholieken en liberalen de troepen van de Nederlandse koning Willem I uit de stad verdrijven en op 4 oktober de onafhankelijkheid van België uitroepen. Nadat de militaire overwinning behaald was, diende de nieuwe staat zich echter ook op staatkundig niveau te profileren. België had door haar prille politieke status en warrige interne situatie dringend nood aan een differentieerbare identiteit in deze eeuw van bulkend nationalisme. Het was dan ook vanzelfsprekend dat er meteen na de uitroeping een eigen volkslied werd opgesteld, een proces dat zowat een kleine eeuw nodig zou hebben om tot zijn finale vorm te komen.
Een van de verzamelbundels met marktliederen uit onze collectie (getiteld “1830”) groepeert verschillende prille versies van ons nationaal volkslied die de huidige Brabançonne vooraf zijn gegaan. Ze vertellen ons meer over de sociaal-politieke situatie van ons land in zijn jeugdige begindagen. De huidige vorm van ons volkslied kent immers een lange ontstaansgeschiedenis waarin er eindeloos aan haar tekst werd gesleuteld. Oorspronkelijk neergepend in het Frans (de Belgische elite van 1830 was Franstalig), werd er pas na 100 jaar een versie in de andere landstalen gemaakt en zag de bekende openingszin “O dierbaar België, o heilig land der vaad'ren” het licht.
De originele Franstalige versie van ons volkslied werd geschreven tijdens de Brabantse Omwenteling van 1830 door de Franse revolutionair en acteur Alexandre Dechet. Die woonde en werkte in Brussel en stond daar bekend onder het pseudoniem ‘Jenneval’. Als opstandige nationalist gaat zijn initiële versie vooral uit van het verontwaardigingsgevoel dat aan de basis lag van de Belgische opstand. Ze bevat ook een duidelijke vraag aan Willem I om de rechten van het Belgische volk te erkennen. Toen Nederlandse troepen België prompt na de opstand binnenvielen, veranderde hij de toon en aard van het volkslied echter in een hevige aanklacht tegen de politiek en persoon van de Nederlandse koning en een verhaal van het lijden van het Belgische volk onder diens regering.
In de context van de onafhankelijkheidsstrijd was deze teneur natuurlijk niet ongewoon, de Belgen dienden zich immers duidelijk af te zetten tegen hun voormalige overheerser. Wanneer onze staat echter een paar decennia later mee begon te spelen op continentaal niveau diende de er iets aan de anti-Willemtendens van het volkslied gedaan te worden. In 1860 paste de toenmalige Belgische eerste minister en een van de grondleggers van onze Belgische staat Charles Rogier dan ook de beklagmakende passages in de tekst aan naar iets neutralere verwoordingen. Een laatste definitieve bewerking vond plaats in 1926, toen het ministerie van Binnenlandse Zaken besloot om enkel de laatste strofe van de tekst van Rogier in het volkslied op te nemen.
De liederenbundel “1830” verzamelt verschillende edities van het Belgische volkslied, vanaf de onafhankelijkheidsverklaring tot 1926. Hij bevat vooral versies van de prille tekst van de Brabançonne, zoals die geschreven is door de Franse acteur ‘Jenneval’. Die connectie met Frankrijk merk je overduidelijk aan het feit dat verschillende teksten baden in een Franse militaire en revolutionaire sfeer. Zo zijn de eerste liederen in de bundel allen op de melodie ‘des Lanciers Polonais’ gezet, een in de 19e eeuw bekende wijs die als loflied tot stand kwam om de trouw van het keizerlijke Poolse regiment van lichte cavalerie te eren tijdens de Napoleontische Oorlogen (1803-1815). De eerste edities van het volkslied dragen in het zog van de Franse revolutie, met haar militaire grandeur en Liberté-Egalité-Fraternité, dan ook titels zoals “La nouvelle Brabançonne”, “La liberté Belge”, “Le chant du peuple” of zelfs “La Marseillaise des Belges”.
Het lied met die laatste titel is een quasi exacte kopie van het Franse volkslied, met enkel hier en daar een verwijzing naar België in plaats van Frankrijk: “Allons enfans de la Belgique; Le jour de gloire est arrivé!”. De chauvinistische invloed van ‘Jenneval’ sluimert hier expliciet door. Van jongere versies van ons volkslied in het Nederlands zijn er slechts enkele aanwezig in de bundel “1830”, onder titels als “Het lied der Vrijheyd”, “Volksgezang” of “Liedeken op het planten van den Boom van Vryheyd”. De verzamelbundel is echter overduidelijk vanuit Franstalig perspectief opgesteld, met de dominantie van Franstalig gedrukte en geschreven versies van het volkslied. De collectie leert ons dan ook dat de Belgische Revolutie in de eerste plaats geen opstand was voor “het heilig land der vaa’dren” maar veeleer een poging tot reproductie van een “Marseillaise des Belges”, in de nasleep van de Franse revolutie.