Omstreeks 1957 brak Michiels radicaal met zijn rechts-katholieke verleden, om te worden herboren als de experimentele romanschrijver die we vandaag kennen. Van zijn creatieve werk uit die eerste periode distantieerde hij zich en ook zijn journalistieke werk van toen bleef onbekend. Ons beeld van deze uitzonderlijke auteur was dan ook verstoord, want onvolledig en ongenuanceerd.
De geannoteerde editie van de Handelsblad-kritieken vult die leemte eindelijk in. In dit tweede deel zijn alle teksten uit de periode tussen juni 1952 en eind 1954 opgenomen.
Ze ontstonden tijdens de jaren waarin Michiels zichzelf en zijn schrijverschap leerde kennen. Ze verraden een verscheurende tweestrijd tussen de traditionele opvattingen over (katholieke) literatuur en een onweerstaanbare fascinatie voor het (vanuit katholieke hoek verwerpelijk) existentialisme en het vormexperiment.
Pas veel later zou Michiels zich van zijn geloof, zijn rechtse ideologie en zijn traditionele literatuuropvatting losrukken. De mentale en ideologische evolutie die hij doormaakte is tussen de regels van deze kritieken terug te vinden. Het is die evolutie die later zou leiden tot de bijzondere thematiek en unieke vorm van enkele inmiddels klassiek geworden werken, zoals de Alfa-cyclus en Journal brut.