'Ik schrijf 500 brieven per jaar,' schreef De Coninck begin 1996 aan een van zijn vele correspondenten. En hij overdreef nauwelijks: na zijn overlijden liet hij circa 15.000 brieven na, omdat hij alle binnenkomende post bewaarde en al zijn eigen brieven voor verzending kopieerde. Zo ontstond een unieke collectie brieven, kattebelletjes en kladjes die zowel in literair-historisch als persoonlijk opzicht prachtig materiaal bevat.
Het was De Conincks wens dat er na zijn dood een strenge selectie uit zijn correspondentie gemaakt zou worden met het doel die te publiceren. Daaraan is met Een aangename postumiteit gehoor gegeven. Deze brieveneditie, die de periode 1965-1997 beslaat, is meer dan een waardevol literiar tijdsdocument geworden, met brieven aan al dan niet bevriende dichters, schrijvers en uitgevers uit binnen- en buitenland. Een aangename postumiteit is vooral ook een intrigerend egodocument waarin Herman de Coninck ons in ruim 450 brieven deelgenoot maakt van zijn liefdes, onzekerheden, ergernissen, vreugden en verdriet.