Yves T'Sjoen

yves.tsjoen@ugent.be

Het handschriftelijke materiaal, dat is bewaard in de nalatenschap van Richard Minne[1] en dat onder meer verschillende versies omvat van al dan niet gepubliceerde en gebundelde gedichten, is in de aanvangsfase van het onderzoek zowel grafisch als tekstgenetisch beschreven. De onderzoeksresultaten zijn gebundeld in vier delen (ca. 850 p.); ze omvatten een bibliografische analyse van de documentaire bronnen en een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de afzonderlijke gedichten (afhankelijk van de overleveringssituatie in de vorm van transcriptie of synopsis). Daarnaast werden in die eerste fase van de tekstgenetische studie de geautoriseerde varianten en correcties in enkelvoudige synopses gepresenteerd. Ingrepen van Minnes vrienden/uitgevers Maurice Roelants en Raymond Herreman in de manuscripten en typoscripten, dus de niet-geautoriseerde bewerkingen die Minne niet heeft gevolgd, zijn aanvankelijk in gecursiveerde tekstblokken toegelicht. Ook de geautoriseerde wijzigingen zijn uiteraard apart geregistreerd. Die variorumschema's, waarin zowel diachroon als synchroon de tekstontwikkeling wordt weergegeven, vormen de basis voor een meer synthetische of gecombineerde beschrijving in synoptische modellen.

In deze (tweede) fase werden de gecollationeerde onderzoeksresultaten verwerkt in gecombineerde sigla; de gecombineerde synopses van de teksteenheden werden vervolgens in chronologische volgorde, aangevuld met commentariërende noten, opgenomen in het deel Variantenapparaat van de historisch-kritische editie van Minnes poëzie. De verwerking van de tekstgenetische gegevens per gedicht is momenteel afgerond. In een laatste collatiestadium kunnen nog enkele onduidelijke (of twijfelachtige) lezingen worden verhelderd. Voor de wetenschappelijke onderzoeksmethode is gebruik gemaakt van de uitgaven van het Constantijn Huygens Instituut, in het bijzonder van de historisch-kritische uitgave van M. Nijhoffs Gedichten [2] en van Naar de letter. Handboek editiewetenschap van Marita Mathijsen.[3] Met het oog op een theoretische onderbouw van het onderzoek is de secundaire literatuur betreffende moderne editiewetenschap en tekstgenese bestudeerd en verwerkt.

In de variantenstudie zijn ook de drie ontwerpbundels die Minne vóór In den Zoeten Inval heeft geschreven (en waar nethandschriften van zijn overgeleverd) opgenomen. Enkele van die jeugdgedichten liggen aan de basis van gedichten die later een plaats kregen in de enige dichtbundel van de auteur. De drie ontwerpbundels hadden als titel ′De[n] Zoeten Inval′ en maken dus deel uit van de (complexe) ontstaansgeschiedenis van de bundel. Die jeugdpoëzie is op enkele uitzonderingen na niet gepubliceerd.

Als basistekst voor het deel Leesteksten is geopteerd voor een combinatie van de bundels die onder de titel ′In den Zoeten Inval′ zijn gepubliceerd in oktober 1926 en in mei 1927. De eerste ′officieuze′ druk (die we ′de nulde druk′ noemen), die door Raymond Herreman uit de handel is genomen, is geredigeerd door diezelfde Herreman en uitgegeven door de drukker/uitgever van 't Fonteintje (1921-1924), Pieter Céoen (Vilvoorde bij Brussel). De tweede, of eerste ′officiële′ druk (die we ′de eerste druk′ noemen), is door Raymond Herreman en Maurice Roelants bezorgd en gedrukt op de handdrukpers van Roelants in Brussel. De Nederlandse typograaf Jan van Krimpen verzorgde de titeltekening en de gedichten worden voorafgegaan door een met zwarte inkt geschetst ′Zelfportret′ van de auteur. Enkele gedichten die zijn afgedrukt in de nulde druk (zoals ′Gent′ en ′Zij′) zijn geschrapt in de eerste uitgave (en vice versa), in enkele gedichten zijn diverse wijzigingen aangebracht (strofen, versregels, woorden, accenten, interpunctie enz.). De gecombineerde basistekst gaat uit van de editie van 1927; voor de gedichten die uitsluitend voorkwamen in de Céoen-editie en enkele maanden later niet zijn hernomen (maar pas in 1942 in het vriendenboek dat Herreman en Roelants samenstelden naar aanleiding van Minnes vijftigste verjaardag, Wolfijzers en schietgeweren), gaan we uit van die nulde druk. In geen geval mag een dergelijke ′gecombineerde′ basistekst aanleiding geven tot de constitutie van een ′composiettekst′. Elke teksteenheid moet in zijn geheel behouden blijven. Teneinde niet alleen een versinterne maar ook een tekstexterne auteurspoëtica te beschrijven, is vervolgens het secundaire tekstmateriaal verzameld, geïnventariseerd en vanuit de vooropgestelde doelstelling van het project onderzocht.

De ca. duizend brieven van Minne aan en van Herreman en Roelants[4] zijn verwerkt in computerbestanden en gecollationeerd. Aan de hand van een inhoudelijke analyse zijn de (overwegend ongedateerde) brieven volgens een relatieve chronologie gerangschikt. Ze zijn beschikbaar in prepublicatie (vijf delen van ca. 1500 pagina's). Ook andere gegevens uit de nalatenschap (aantekeningen van de schrijver, brieven van en aan uitgevers en redacties) en archiefmateriaal in andere bibliotheken en instituten (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage; Dousa-afdeling, Rijksuniversiteit Leiden; Handschriftenzaal, Universiteit van Amsterdam; AMVC, Stadsbibliotheek en Tijdschriftenafdeling, Antwerpen; Universiteitsbibliotheek, Gent) zijn opgespoord en verwerkt. Alle gegevens over de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van Minnes In den Zoeten Inval die op die wijze zijn verzameld, worden verwerkt in het deel Commentaar (met de beschrijving van de ontstaans- en drukgeschiedenis) van de historisch-kritische editie.

Daarnaast zijn ook alle tijdschrift- en boekbijdragen van Richard Minne (o.a. in 't Fonteintje, Zondagspost, De Vlaamsche Gids, Nieuw Vlaams tijdschrift, Bravo, in huldeboeken en compilatiebundels), radiokronieken (NIR en Radio Gent), vertalingen en receptiehistorische gegevens over Minnes literaire werk verzameld en geïnventariseerd. Voor zover relevant voor de dichtbundel worden ze opgenomen in een exhaustieve primaire bibliografie, achteraan het commentaargedeelte. Bijdragen over In den Zoeten Inval worden geregistreerd in een secundaire bibliografie. Ook Minnes columns en literatuur- en kunstkritische opstellen in Vooruit zijn bibliografisch beschreven in overzichtelijke registers. Van deze bronnen wordt gebruik gemaakt bij de studie van de (tekstexterne) auteurspoëtica.

In de marge van het onderzoek zijn ook de verhalen van Minne verzameld en tekstkritisch bestudeerd. Met het oog op een wetenschappelijk verantwoorde, (kritische) leesuitgave van de Verzamelde verhalen,[5] bezorgd door Marco Daane en Yves T'Sjoen, werden alle variante lezingen van de verhalen tekstkritisch vergeleken. Naast een gedetailleerde variantenstudie en een lijst met verantwoorde editeursingrepen in de respectieve basisteksten omvat de leesuitgave een wetenschappelijke beschrijving van de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de afzonderlijke verhalen en een algemene editiewetenschappelijke verantwoording (met kapittels over spelling, autorisatie/auteursin-tentie, keuze van de basistekst, varianten en correcties, ontstaans- en drukgeschiedenis en een lijst met woordverklaringen). Voor de constitutie van de leesteksten en de theoretische, editoriale beschouwingen is gebruik gemaakt van de meestrecente wetenschappelijke publicaties en de tekstgenetische studie van de handschriften. Vooral de uitgave en ′Verantwoording′ van de Volledige Werken Louis Couperus dienden als uitgangspunt.[6]

De materiaalverzameling die in de loop van het Richard Minne-project van de Vakgroep Nederlandse literatuur (UGent) is aangelegd, omvat naast de handschriftelijke bronnen (primaire teksten (gedichten en verhalen) en brieven) ook de honderden ′Brieven van Pierken′, die Richard Minne tussen 1931 en 1965 in het humoristische weekblad Koekoek (1931-1935), in de Gentse socialistische krant Vooruit (1935-1965), en in het Nederlandse weekblad De groene Amsterdammer (1936-1937) publiceerde. Dit inventarisatiewerk van wetenschappelijk medewerkers Yves T'Sjoen en Martine Clierieck resulteerde in zes bundels (ca. 2500 pagina's) met teksten en registers. Ze zijn voorlopig alleen beschikbaar als prepublicatie. Voor uitgeverij Snoeck-Ducaju & Zoon (Gent) stelden Anne Marie Musschoot en Yves T'Sjoen een bloemlezing samen uit de ′Brieven van Pierken′ die in het weekblad Koekoek zijn verschenen. De oorspronkelijke teksten van Richard Minne en de striptekeningen van Frits van den Berghe zijn in facsimile afgedrukt. Achteraan is een volledige bibliografie van de ′Brieven′ in Koekoek opgenomen.

Selectieve bibliografie Minne-editieproject (1992-1997)

  • ′Richard Minnes publikaties in Nederlandse periodieken′. In: Van Sneeuwpoppen tot tasmuurtje. Aspecten van de Nederlandse Taal- en Literatuurstudie. Spieghel Historiael, 33 (1992), p. 161-185.
  • ′De drukgeschiedenis van Richard Minnes dichtbundel In den Zoeten Inval (1926/1927)′. In: Spiegel der letteren, 35 (1993), 3-4, p. 227-254.
  • ′Richard Minne′. In: Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945, 50 (augustus 1993), p. 1-7, A-I, B-I en II.
  • ′Van hoogten en laagten. Over Richard Minne en Cyriel Buysse′. In: Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap, X (1994), p. 7-30.
  • ′Vlaanderen eert zijn schrijvers niet. Over de lamentabele toestand van de editiewetenschap in Vlaanderen′. In: Ons erfdeel, 37 (1994), 4, p. 493-506.
  • ′'De overdadigheid dier geneugten'. Over Joris Vriamont en Richard Minne, 'cavaliers seuls' in Vlaanderen′. In: Maatstaf, 43 (1995), 5 (mei), p. 5-26.
  • ′'Jonge heertjes met oudjes-gefleem'. De ironie van Richard Minne in het aanslepende debat over 't Fonteintje en Ruimte′. In: Dietsche Warande en Belfort, 140 (1995), 6 (december), p.715-730.
  • ′'Wie dieper delft zal 't erts wel vinden'. De ontstaansgeschiedenis van Richard Minnes gedicht 'Gent'′. In de colloquiumbundel van de onderzoeksgemeenschap Genese (ter perse, voorjaar 1998).

Noten

  • 1. Antwerpen, AMVC, dossier M656H/I-III en Gent, Vakgroep Nederlandse li- 1 teratuur. [terug]
  • 2. M. Nijhoff, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door W.J. van den 2 Akker en G.J. Dorleijn. Assen enz., 1993. Monumenta Literaria Neerlandica VII, 1-3. d.[terug]
  • 3. Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Assen, Van Gor- 3 cum, 1995. [terug]
  • 4. AMVC, dossiers M656B, R548B en H546B. [terug]
  • 5. Richard Minne, Verzamelde verhalen. Red. Marco Daane en Yves T'Sjoen. 5 Amsterdam, van Oorschot, 1996. [terug]
  • 6. Louis Couperus, Volledige Werken. Verzorgd door H.T.M. van Vliet, J.B. 6 Robert e.a. Utrecht, L.J. Veen, 1987-1996. 50 dln. [terug]

© 1998-2004 Yves T'Sjoen & CTB.

This text is also published as Yves T'Sjoen, 'Bondige toelichting bij de historisch-kritische editie van Richard Minnes In den Zoeten Inval (1926/1927)' in: Edward Vanhoutte & Dirk Van Hulle (red.), Editiewetenschap <!--in de praktijk-->, Gent: Genese & KANTL, 1998. p. 51-56.