Peter de Bruijn

peter.de.bruijn@chi.knaw.nl

1.

In de verantwoording van de historisch-kritische uitgave van Nescio's verhaal De uitvreter slaakt Lieneke Frerichs aan het begin van een paragraaf getiteld ′Principes van de historisch-kritische editie′ de volgende verzuchting:

Elke verhandeling over editietechniek begint steevast met de uitspraak dat elke tekst zijn eigen eisen stelt, en dat een editeur zich bij zijn beslissingen uitsluitend moet laten leiden door de eigenaardigheden van zijn materiaal. Immers: 'every case is unique and must be approached with an open mind'. Na die vaststelling gaat de auteur er even steevast toe over om een zó klemmende reeks problemen naar voren te brengen, zoveel geboden, verboden, principiële onderscheidingen en navolgenswaardige modellen te lanceren, zoveel misvattingen van anderen aan te tonen, dat de editietechniek een veld vol verborgen kuilen en verraderlijke valstrikken lijkt, en het editeren van literaire teksten bovenmenselijke capaciteiten lijkt te vereisen.[1]

Vervolgens erkent zij ruiterlijk dat editeren een ′problematische affaire′ is en verwijst ze naar ′een groot aantal studies′ waarin dat ′is na te lezen′ en naar de inventarisatie van de problematiek in het — op moment van schrijven — ′eerlang te verschijnen Nederlands handboek voor de editie-techniek′ van Marita Mathijsen. Einde opdracht: Frerichs acht zich ontslagen ′van de taak, om in een theoretische verantwoording de eisen, problemen en grenzen van de historisch-kritische editie in extenso uiteen te zetten′ en begint de volgende paragraaf opgelucht aan de meer specifieke verantwoording van de ′Historisch- kritische editie van ′De uitvreter′′.

Deze uitgave van De uitvreter van Nescio beantwoordt in een aantal opzichten niet aan de eisen die de vakliteratuur in het algemeen aan een historisch-kritische editie stelt. Niettemin mag zij als een dergelijke editie gelden, wanneer daarbij althans wordt aangetekend dat de term historisch-kritisch de inhoud heeft die voor de Monumenta-delen gebruikelijk geworden is.[2]

Hoe vermakelijk en relativerend Frerichs opmerkingen ten aanzien van de theorievorming op het gebied van de editietechniek ook zijn, ze suggereren iets te gemakkelijk dat er zoiets als een communis opinio bestaat over de inhoud van de historisch-kritische editie, en dat de discussie dienaangaande min of meer is afgesloten. Gold dit al niet op het moment dat Frerichs haar verantwoording schreef, ook het inmiddels onder de titel Naar de letter verschenen Handboek editiewetenschap heeft niet de pretentie een ′wetboek voor editeurs′ te zijn.[3] De discussie die in Nederland is ontstaan naar aanleiding van de verschijning van de historisch-kritische Nijhoff-uitgave (1993) toont aan dat ook binnen de reeks Monumenta Literaria Neerlandica geen overeenstemming is over de doelstelling en inrichting van de commentaar in dergelijke edities. Kernpunt in die discussie is of en in hoeverre de beoogde volledigheid en objectiviteit van de historisch-kritische editie in de commentaar te realiseren zijn. Het gaat dan met name om de vraag in hoeverre een dergelijke editie gegevens moet verschaffen die niet direct tot de documentatie van de tekstontwikkeling behoren, zoals informatie over (cultuur-)historische achtergronden, poëtica, receptiegeschiedenis en intertekstualiteit. In de Nijhoff-uitgave houden de editeurs, Van den Akker en Dorleijn, een nadrukkelijk pleidooi voor een zo documentair mogelijke uitgave:

In onze opvatting is een historisch-kritische editie niet meer dan een databank. Alle nadere informatie, of die nu receptiehistorisch, intertekstueel, cultuurhistorisch, poëticaal of interpretatief is, hoort thuis in een ander type uitgave — bijvoorbeeld de studie uitgave — of in een monografie.[4]

Dit ′kale′ uitgangspunt is aangevochten door R.L.K. Fokkema. In zijn bespreking van de uitgave schrijft hij:

Deze rigoureuze opvatting holt het begrip historisch-kritische editie op dramatische wijze uit. Het kenmerk van een databank ligt immers niet in de schifting (is dus niet kritisch) en is evenmin gelegen in publicatie van documentatie.[5]

Uit het vervolg zal blijken dat in de discussie over de Nijhoff-uitgave aspecten aan de orde gesteld worden die zeker niet exclusief betrekking hebben op de historisch-kritische uitgave. Ook andere uitgavetypen zijn, zij het meer stilzwijgend, ′in ontwikkeling′.

2.

Alvorens ik daarop inga, geef ik een kort overzicht van recente uitgaven, waarbij ik me hoofdzakelijk beperk tot de moderne letterkunde.[6] Gemakshalve bedien ik me voorlopig nog maar even van het bekende onderscheid tussen historisch-kritische uitgaven, studie-uitgaven en leesedities, al was het maar omdat later zal blijken dat we met deze indeling steeds minder goed uit de voeten kunnen. De tot stand gebrachte duidelijkheid zal zich dus vanzelf weer opheffen.

Tot op heden zijn historisch-kritische uitgaven verschenen van de gedichten van J.C. Bloem, J.H. Leopold, M. Nijhoff en Karel van de Woestijne, en — wat betreft proza — van het verhaal De uitvreter van Nescio en van de roman Max Havelaar van Multatuli. De historisch-kritische uitgave van de gedichten van Gerrit Achterberg is nagenoeg voltooid en verschijnt volgend jaar. Met de voorbereidingen voor de uitgave van de lyriek van Herman Gorter is een begin gemaakt. Doel van de historisch-kritische editie is een volledige documentatie van de tekstontwikkeling van een werk, op basis waarvan verder wetenschappelijk onderzoek kan worden verricht.

De studie-uitgave richt zich op een breder publiek dan wetenschappers alleen, met name ook op studenten en beroepsmatig geïnteresseerden. De uitgave biedt, naast een verantwoorde leestekst, een uitvoerige commentaar waarin de stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek van een werk wordt weergegeven. Bij historische werken ligt de nadruk op annotaties bij de tekst, met name op de toelichting van zaken die door de afstand in tijd voor de hedendaagse lezer niet meer bekend zijn. In voorbereiding is de uitgave van de Studentenschetsen van Klikspaan, een reeks schetsen van het Leidse studentenleven rond 1840 met tal van toespelingen op de toenmalige actualiteit, die in de nieuwe uitgave toegelicht zullen worden. Van geheel andere orde is de uitgave van de brieven van en aan Vincent van Gogh, waarin een Engelse parallelvertaling en annotaties zullen worden opgenomen.

De leeseditie tenslotte geeft een wetenschappelijk betrouwbare leestekst, voorzien van een verantwoording en een beknopte inleiding, maar in principe zonder uitgebreid commentaar en varianten. De uitgave is bestemd voor een groot publiek. Tot dusver verschenen in Nederland onder meer nieuwe leesedities van de Volledige werken van Louis Couperus (50 delen), het Verzameld werk van Nescio, de essays en kritieken van J.C. Bloem, en van de Verzamelde gedichten van Hans Faverey, Chr. J. van Geel, Hans Lodeizen en M. Nijhoff. Een leeseditie van het volledige werk van Willem Elsschot is in voorbereiding.

3.

De grenzen tussen de verschillende soorten edities zijn vaak minder stringent dan uit de hiervóór gegeven omschrijvingen blijkt. In de historisch-kritische uitgave van Multatuli's Max Havelaar ligt de nadruk niet zozeer op de tekstontwikkeling — de uitgave bevat een selectief variantenapparaat — maar op de historische commentaar bij de tekst, wat in de lijn ligt van de studie-uitgave. Daarnaast komt het voor dat aan de eigenlijke editie een studie is toegevoegd, bijvoorbeeld over bepaalde aspecten van de tekstontwikkeling of over de werkwijze van de auteur. In de historisch-kritische uitgave van Wiekslag om de kim van Karel van de Woestijne wordt de ontstaansgeschiedenis van het drieluik gereconstrueerd in een meer interpretatief betoog, dat tot doel heeft ′inzicht te krijgen in Van de Woestijnes werkwijze en aldus een aanzet [te] geven tot wat zijn componeerpoëtica genoemd zou kunnen worden′.[7]

Ook recent verschenen leesedities bevatten onderdelen die strikt genomen buiten het bestek van een dergelijke uitgave vallen. De leeseditie Volledige Werken Louis Couperus bevat bijvoorbeeld per deel een selectief variantenapparaat ter verantwoording van de geëditeerde tekst. De opname van varianten is in de recente leesedities meer regel dan uitzondering, behalve in Hans Favereys Verzamelde gedichten, maar daarin is weer een lijst van vertalingen opgenomen. In andere edities wordt daarentegen meer ruimte gereserveerd voor commentaar, in de vorm van annotaties bij de tekst of uitgebreidere toelichtingen in de inleiding. Zo bevat de uitgave van Antoon Coolens Dorp aan de rivier — die in 1997 verscheen ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van de schrijver — behalve de gebruikelijke Verantwoording een Nawoord met een uitvoerige samenvatting van de ontvangst van de populaire roman, waarbij aandacht wordt besteed aan polemieken, vertalingen en filmbewerkingen. Ook in het Verzameld werk van Nescio is gekozen voor een uitvoerig commentaar:

Wij meenden dat de gebruikers van de editie meer genoegen zouden beleven aan een uitvoerig commentaar; vandaar de publicatiegeschiedenis (tot 1961) van Nescio's werk, de gegevens over de bronnen en de demonstraties van de, vaak ingewikkelde, verbanden tussen de tekst. In dit opzicht is de beoogde leeseditie met evenveel recht een studie-editie te noemen.[8]

Een dergelijke keuze hangt doorgaans samen met het soort tekst dat wordt uitgegeven. In het nagelaten Natuurdagboek van Nescio komen talrijke personen, plaatsen en feiten voor, die toelichting behoeven. De editeur verstrekt in dit geval de nodige referentiële informatie. Hetzelfde geldt voor de historische en literaire achtergronden van Du Perrons Het land van herkomst: de huidige lezer beschikt niet meer over de kennis die nodig is om deze roman ten volle te begrijpen. In de nieuwe uitgave voorzien de Aantekeningen terecht in de verklaring van dergelijke duistere passages. De editeurs van Het land van herkomst gaan echter nog een stap verder: in een aparte afdeling Beschouwingen geven zij een samenvattende schets van de historische en biografische achtergronden van het verhaal, een reconstructie van de ontstaansgeschiedenis, een betoog over enkele structuuraspecten (opbouw, vertelwijze, thema's, motieven) en een overzicht van de ontvangst van de roman. Het resultaat is een meer dan 100 pagina's tellende monografie waarin — dat staat buiten kijf — een schat aan gegevens ligt opgeslagen, maar waarin anderzijds de aan historische commentaar gestelde grenzen wel zeer royaal worden overschreden. En dat is nog niet alles: de editie bevat verder alle toelichtingen van Du Perron zélf (uit het zogenaamde Greshoff-exemplaar), een selectief variantenapparaat, verschillende bibliografieën, een woordenlijst en tal van illustraties. Al met al beslaat het door de editeurs toegevoegde materiaal ruim 600 pagina's, tegenover 430 pagina's van Du Perrons Het land van herkomst. De uitgave wordt op het titelblad dan ook aangekondigd als ′geannoteerde uitgave′.

4.

De Du Perron-uitgave is het meest uitgesproken voorbeeld van een editie die zich niet langer in de Duitse indeling van editietypen laat onderbrengen. De benaming ′geannoteerde uitgave′ is daarom veelzeggend, temeer omdat die een meer dan toevallige verwijzing bevat naar het Engels-Amerikaanse equivalent Annotated edition. Bij het Constantijn Huygens Instituut is een nieuwe uitgave van de gedichten en het kritisch proza van Marsman in voorbereiding. Het betreft een uitgebreide leeseditie met aantekeningen, naar het voorbeeld van de serie Longman Annotated English Poets. Dit brengt mij op een tweede tendens van de afgelopen jaren in de Nederlandse editiewetenschap: in toenemende mate wordt toenadering gezocht tot de Angelsaksische stroming in de editiewetenschap. In feite is deze ontwikkeling al langer aan de gang. Bij de voorbereiding van de Couperus-editie — ruim tien jaar geleden — is uitdrukkelijk rekenschap gegeven van de ′critical-text′-theorie. In de Algemene verantwoording van de editie worden de uitgangspunten van Greg, Bowers en vele anderen uitgebreid besproken en, belangrijker nog, serieus op bruikbaarheid beoordeeld.[9] Al wordt de theorie uiteindelijk niet blindelings gevolgd, toch zijn verschillende inzichten in de editie terug te vinden. Een goed voorbeeld is de opname van een selectief variantenapparaat (waarin alleen woordvarianten zijn vermeld), dat uitsluitend dient ter verantwoording van de geëditeerde tekst en niet tot doel heeft de volledige tekstgeschiedenis te documenteren. In dit opzicht onderscheidt de uitgave zich niet van een editie volgens de critical-text-methode. Op beslissende punten — bijvoorbeeld het principe van de gelijkwaardigheid van versies en de keuze van een basistekst — blijft men echter terecht vasthouden aan de ′Duitse′ uitgangspunten. Deze combinatie komt ook hier — wellicht wederom toevallig — tot uiting in de benaming van de uitgave, die niet als gewone maar uitdrukkelijk als kritische leeseditie wordt gepresenteerd.

Inmiddels hebben zich in de Anglo-Amerikaanse editiewetenschap diverse veranderingen voltrokken, zodat allang niet meer gesproken kan worden van één bepaalde stroming met een uniforme theorie en praktijk. Uit de recente literatuur blijkt dat er verschillende ontwikkelingen gaande zijn, die ook voor de Duits- en Nederlandstalige editiewetenschap relevant zijn. Om die reden is een nadere uitwisseling tussen beide ′richtingen′ gewenst. Het Constantijn Huygens Instituut wil hierin nadrukkelijk een rol spelen, en in dit opzicht is het geen toeval dat tijdens het in Den Haag gehouden congres van de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition enkele sprekers uit de Angelsaksische traditie vertegenwoordigd zijn, zoals David Greetham en Peter Shillingsburg.[10]

5.

Uit het voorgaande blijkt dat er in de praktijk geenszins sprake is van een al te dogmatische opvatting van de verschillende editietypen: de uitgaven worden met een zekere plooibaarheid ingericht, al naar gelang de aard van de tekst of het overgeleverde materiaal. Ook andere factoren spelen hierbij een rol, niet in de laatste plaats praktische overwegingen als haalbaarheid en financiële mogelijkheden. Dit heeft alles te maken met de omstandigheid dat de edities uitsluitend gericht zijn op het Nederlandse taalgebied — met uitzondering van de uitgave van de brieven van Vincent van Gogh, die gezien de internationale belangstelling tweetalig van opzet zal zijn. Over het algemeen is het afzetgebied voor de publicaties echter veel kleiner en zijn de (financiële) mogelijkheden dientengevolge niet onbeperkt. Het is in de Nederlandse situatie nu eenmaal onmogelijk van één auteur (om maar een voorbeeld te noemen) een historisch-kritische uitgave én een studie-uitgave op de markt te brengen. Ook de verschijning van een gewone Verzameld werk-editie is over het algemeen al een eenmalige en zwaar gesubsidieerde gebeurtenis. Wanneer het werk van een auteur in een recente uitgave verkrijgbaar is — hoe slecht zo'n editie ook is — dan zal er niet snel nóg een uitgave op de markt worden gebracht. Een zorgvuldige afweging van de prioriteiten is dus noodzakelijk.

Om die reden komt het editieprogramma van het Constantijn Huygens Instituut tot stand in nauwe samenspraak met vakgenoten in Nederland en Vlaanderen. Het literaire belang van een auteur, de bereikbaarheid van diens werk en het filologische belang van het overgeleverde materiaal bepalen welke werken uitgegeven worden en wat in de gegeven omstandigheden het meest geschikte editietype is. Waar mogelijk tracht het CHI de gepleegde investering van het onderzoek zo optimaal mogelijk te benutten door een aangepaste editie onder te brengen bij een commerciële uitgeverij. Tot dusver heeft dit ertoe geleid dat er op basis van een historisch-kritische editie zo mogelijk ook een leeseditie werd vervaardigd. De aansprekende titels uit de Couperus-editie werden voor het grote publiek ook als paperback uitgebracht, waarbij de verantwoording achterwege bleef. Bij Du Perrons Het land van herkomst gebeurde iets dergelijks: enkele weken na de verschijning van de gebonden uitgave, kwam een goedkopere, ingenaaide uitvoering op de markt, waarin alleen de aantekeningen van Du Perron en níet de editeurscommentaar en de varianten zijn opgenomen.

6.

Ik heb het gehad over twee ontwikkelingen in de Nederlandse editiepraktijk. In de eerste plaats is die praktijk niet meer uitsluitend georiënteerd op de Duitse richting in de editiewetenschap. Daarnaast wordt gestreefd naar een flexibele editiepraktijk, teneinde met de verzorgde edities diverse publieken te kunnen bedienen. Dit streven is te waarderen als een poging zo goed mogelijk om te gaan met de in Nederland niet onbegrensde (financiële) mogelijkheden, maar toch heeft deze praktijk een keerzijde, die ik tot slot aan de orde wil stellen. In zijn bespreking van de Nijhoff-uitgave sprak Fokkema over de uitholling van de historisch-kritische uitgave. Daartegenover bestaat — zoals gebleken is — de tendens om leesedities ′aan te kleden′. De achterliggende gedachte is begrijpelijk: een dergelijke uitgave is een eenmalige gebeurtenis, derhalve dient daarvan te worden geprofiteerd. Aan de andere kant kan de editeur niet àlle wensen in de editie verwezenlijken en moet hij noodgedwongen keuzes maken: óf hij neemt een onderdeel in het geheel niet op óf hij kiest voor een selectie. In het laatste geval wordt dan in de editie een mededeling opgenomen dat een volledig overzicht ter inzage ligt op de een of andere plaats.

Hier is — lijkt mij — een grote rol weggelegd voor allerlei nieuwe vormen van publicatie. In de eerste plaats kunnen daarmee de grenzen van de bekende editietypen veel gemakkelijker worden overschreden. De samensteller van een leeseditie hoeft zich immers niet het hoofd te breken wat hij doet met het schitterende materiaal dat hij níet in zijn gedrukte boek kan opnemen. Hij hoeft zich niet af te vragen of zijn lezers liever commentaar lezen of een selectief variantenapparaat raadplegen. Wanneer wordt gekozen voor een gecombineerde uitgave in gedrukte en elektronische vorm, behoeft het één het ander niet uit te sluiten. Bij de uitgave van de brieven van Vincent van Gogh wordt al voor een dergelijke oplossing gekozen: naast de boekpublicatie zal een CD-ROM verschijnen waarop ondermeer de diplomatische transcriptie van de brieven is te vinden.

Met de mogelijkheden van elektronisch publiceren heeft het CHI verder een voorzichtig begin gemaakt met een haalbaarheidsonderzoek′ naar een uitgave van de gedichten van Willem Bilderdijk op CD-ROM. Het gaat om een, technisch gezien, redelijk eenvoudig project: een betrouwbare leestekst (mét verantwoording, maar zonder varianten en commentaar) waarop een beperkt aantal zoekfuncties kan worden losgelaten. Elektronische publicatie biedt in dit geval grote voordelen, aangezien het in de eerste plaats gaat om de ontsluiting van een enorm omvangrijk tekstbestand. Uit het onderzoek blijkt overigens dat de financiële voordelen minder groot zijn dan wel eens wordt beweerd: het tekstonderzoek moet hoe dan ook worden verricht.[11]

Met het oog op de nabije toekomst is ook een intensievere uitwisseling en waar mogelijk samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen van vitaal belang, en niet alleen vanwege de eerder geconstateerde beperktheid van het afzetgebied. Wanneer men, zoals op dit moment gebeurt, spreekt over de mogelijkheden van een serieuze klassiekenreeks, dan komt het er niet alleen op aan te bepalen volgens welke editiewetenschappelijke principes (wordt het een leeseditie? een geannoteerde uitgave?) een dergelijke onderneming moet worden gerealiseerd — vooral daarover werd gesproken tijdens het in december 1996 te Amsterdam gehouden colloquium Literaire Monumentenzorg.[12] Het gaat dan tevens om de zorg voor ons beider literaire erfgoed, om de behartiging van een gemeenschappelijk belang.

Lijst van genoemde uitgaven (deels in voorbereiding)

  • Gerrit Achterberg, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door P.G. de Bruijn. (In voorbereiding.)
  • J.C. Bloem, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. Amsterdam enz., 1979. Monumenta Literaria Neerlandica I, 1-2.
  • J.C. Bloem, Verzamelde gedichten. [Ed. A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet.] 6de, geheel herz. dr. Amsterdam, 1979 — 12de, ongewijzigde dr. Amsterdam, 1992. Nederlandse Klassieken.
  • J.C. Bloem, Het onzegbare geheim; Verzamelde essays en kritieken 1911-1963. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. Amsterdam, 1995.
  • J.C. Bloem, Leven in het verleden; Verzamelde aforismen. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. Groningen, 1996.
  • Antoon Coolen, Dorp aan de rivier. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. Amsterdam, 1997.
  • Louis Couperus, Volledige Werken. Verzorgd door H.T.M. van Vliet, J.B. Robert e.a. Utrecht enz., 1987-1996. 50 dln.
  • Willem Elsschot, Volledig werk. Verzorgd door W. 't Hoen. (In voorbereiding.)
  • Hans Faverey, Verzamelde gedichten. Verzorgd door M. Mathijsen. Amsterdam, 1993.
  • Chr. J. van Geel, Verzamelde gedichten. [Verzorgd door G. Middag.] Amsterdam, 1993.
  • Vincent van Gogh, Briefwisseling. Verzorgd door E. Cassee, H. Luijten en L. Jansen. (In voorbereiding.)
  • Herman Gorter, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door P.G. de Bruijn en F.X.X. Smulders. (In voorbereiding.)
  • Klikspaan, Studentenschetsen. Studie-uitgave, verzorgd door Mariëlle Lenders e.a. (In voorbereiding.)
  • J.H. Leopold, Verzamelde verzen. Dl. I: De tijdens het leven van de dichter gepubliceerde poëzie. [Ed. A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet.] Amsterdam, 1982. Nederlandse Klassieken.
  • J.H. Leopold, Gedichten I. De tijdens het leven van de dichter gepubliceerde poëzie. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. Amsterdam enz., 1983. Monumenta Literaria Neerlandica II, 1-2.
  • J.H. Leopold, Gedichten uit de nalatenschap. Uitgegeven en van editie-technisch en genetisch-interpretatief commentaar voorzien door G.J. Dorleijn. Amsterdam enz., 1984. Monumenta Literaria Neerlandica II, 3-4.
  • J.H. Leopold, Gedichten II, Nagelaten poëzie. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door H.T.M. van Vliet in samenwerking met A.L. Sötemann. Amsterdam enz., 1985. Monumenta Literaria Neerlandica II, 5-6.
  • J.H. Leopold, Verzamelde verzen. Deel II: Nagelaten poëzie. [Ed. H.T.M. van Vliet en A.L. Sötemann.] Amsterdam, 1988. Nederlandse Klassieken.
  • Hans Lodeizen, Verzamelde gedichten. Ed. W.J. van den Akker e.a. Amsterdam, 1996.
  • H. Marsman, Achter de vuurlijn van de horizon; Verspreid gepubliceerde gedichten 1917-1940. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. Amsterdam, 1990.
  • H. Marsman, Gedichten. Verzorgd door H.T.M. van Vliet. (In voorbereiding.)
  • H. Marsman, Kritisch proza. Verzorgd door H.T.M. van Vliet. (In voorbereiding.)
  • Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A. Kets-Vree. Assen enz., 1992. Monumenta Literaria Neerlandica VI, 1-2.
  • Nescio, De uitvreter. Historisch-kritische uitgave met commentaar over de genese van verhaal en verhaalfiguur, verzorgd door Lieneke Frerichs. Assen enz., 1990. Monumenta Literaria Neerlandica IV, 1-2.
  • Nescio, Verzameld werk. Bezorgd door Lieneke Frerichs. Twee delen. Amsterdam, 1996.
  • M. Nijhoff, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn. Assen enz., 1993. Monumenta Literaria Neerlandica VII, 1-3.
  • M. Nijhoff, Verzamelde gedichten. Tekstverzorging W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn. Amsterdam, 1995.
  • E. du Perron, Het land van herkomst. Geannoteerde uitgave, verzorgd door F. Bulhof en G.J. Dorleijn. Amsterdam, 1996.
  • E. du Perron, Het land van herkomst. Verzorgd door F. Bulhof en G.J. Dorleijn. Amsterdam, 1997.
  • K. van de Woestijne, Wiekslag om de kim. Historisch-kritische uitgave verzorgd door L. Jansen. Assen, 1996. Monumenta Literaria Neerlandica VIII, 1-2.

Noten

  • 1. Nescio, De uitvreter. dl. 2, p. 34 (aan het eind van deze bijdrage vindt men een lijst met een volledige titelbeschrijving van de genoemde edities). Het Engelse citaat is uit Ph. Gaskell, From writer to reader. Studies in editorial method. Oxford, 1978, p. VII. [terug]
  • 2. Nescio, De uitvreter. dl. 2, p. 35-36. Frerichs verwijst naar de definitie van Dorleijn in J.H. Leopold, Gedichten uit de nalatenschap, dl. 1, p. 8-9. [terug]
  • 3. Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Assen, Van Gorcum, 1995, p. 11. [terug]
  • 4. M. Nijhoff, Gedichten. dl. 2, p. 8. 4 [terug]
  • 5. R.L.K. Fokkema, ′Het opportunisme van de editie-techniek of het wenkend perspectief der varianten′. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde, 109 (1993), p. 267-283. Het citaat op p. 274. [terug]
  • 6. Een volledig overzicht van het lopende onderzoek van het Constantijn Huygens Instituut is te vinden in het Jaarverslag 1996. Den Haag, 1997. [terug]
  • 7. Karel van de Woestijne, Wiekslag om de kim. dl. 2, p. 62-63. [terug]
  • 8. Nescio, Verzameld werk. dl. 1, p. 690. [terug]
  • 9. Zie bijvoorbeeld het hoofdstuk ′Werkwijze′, p. 32-42. [terug]
  • 10.Het congres is gewijd aan het thema ′Produktion und Kontext′ en vindt plaats van 4-7 maart 1998. [terug]
  • 11. Zie voor andere toepassingen van de nieuwe media in het editieprogramma de bijdrage van Wieneke 't Hoen. [terug]
  • 12. Zie Literaire Monumentenzorg. Theorie en praktijk van een klassiekenreeks/Literarische Denkmalpflege. Theorie und Praxis einer Klassikerreihe. Red. M. Lenders e.a. Den Haag, 1997. [terug]

© 1998-2004 Peter De Bruijn & CTB.

This text is also published as Peter De Bruijn, ′Editiewetenschap in ontwikkeling: recente literaire uitgaven in Nederland′ in: Edward Vanhoutte & Dirk Van Hulle (red.), Editiewetenschap <!--in de praktijk-->, Gent: Genese & KANTL, 1998. p. 37-50.